De wonden van Beiroet zijn nog rauw

Toen op 4 augustus 2020 een daverende explosie Beiroet aan stukken scheurde, snelde de wereld toe om de helpende hand te bieden. Maar 3 maanden later zijn de wonden van de stad nog altijd vers.

Bronnen: Reformatorisch Dagblad en Jacob Hoekman

‘Kijk, dit moet vervangen worden, en hier is het hout ook versplinterd.’ Jean Geagea staat met zijn team in de keuken van een klein appartement in Beiroet en bespreekt de schade in het huis. Het is 3 maanden na de ontploffing in de haven van Libanons hoofdstad, maar nog steeds zijn er huizen waar nog vrijwel niets is gebeurd. Daarvoor is het aantal huizen met schade simpelweg te groot.

Het team neemt maten op en noteert ze. Jean Geagea plakt een sticker met het logo van Dorcas op de muur bij de deur en schrijft er een nummer op, zodat voor iedereen duidelijk is dat dit huis wordt opgeknapt. 

Lang duurt dat doorgaans niet. Het feit dat Dorcas – in Libanon beter bekend onder de naam ‘Tabitha’ – een eigen landenkantoor in Libanon heeft, met een lokale staf, betaalt zich uit na een ramp als die in Beiroet. Vrijwel direct konden medewerkers de straat op om de schade te inventariseren, en standaard komt het herstelteam dat de reparaties gaat uitvoeren direct mee. 

Volkswijk 
Geagea maakt deel uit van zo’n team en loopt door Bourj Hammoud, een zwaar getroffen wijk die van oudsher een toevluchtsoord is voor Armeense christenen. Dat is al zo sinds de Armeniërs ruim een eeuw geleden de Armeense genocide in het Ottomaanse Rijk moesten ontvluchten. Toen de overlevenden bij Beiroet aankwamen, kregen ze toestemming om huizen te bouwen in een zompig, moerasachtig gebied dat sindsdien uitgroeide tot de grote volkswijk Bourj Hammoud.

Bij een garage op de hoek van een straat staat een man aan een auto te sleutelen. Hij groet Geagea uitbundig: Dorcas heeft hier de deur van de garage gerepareerd. ‘Eerst richtten we ons niet op het herstel van winkels’, zegt Willem van Burgsteden, die namens ZOA is uitgeleend aan Dorcas, en met Geagea door de straten van de wijk loopt. ‘We helpen vooral bij woonhuizen en appartementen. Dat doen we nog steeds, maar we zien wel dat je juist op praktisch gebied veel kunt betekenen als je mensen weer in staat stelt hun beroep uit te oefenen. Daarom repareren we nu ook veel kleine winkeltjes.’

Razend druk 
Al met al is het een razenddrukke tijd, zegt Norma Nazarian. Zij is sociaal werker bij Dorcas in Libanon en heeft sinds de ontploffing van 4 augustus haar handen nog altijd meer dan vol. De nood in Beiroet is simpelweg te groot om die binnen een paar maanden te kunnen lenigen, vertelt ze in het centrum van de hulporganisatie in de wijk Asrafieh in Beiroet.

Dat kantoor is hemelsbreed zo’n 1,5 kilometer van de haven verwijderd, en ook hier liggen alle ruiten eruit. Er is provisorisch wat plastic voor de lege sponningen gehangen. Een partner die de zaak zou komen opknappen, heeft nog niets van zich laten horen.

Het werk gaat desondanks gewoon door. Het tekent de organisatie: hoewel zelf getroffen, gingen veel medewerkers na de explosie direct in de hulpverleningsmodus. ‘Ik woon zelf in de wijk Bourj Hammoud’, zegt Nazarian. ‘Mijn huis ziet uit op de haven. Op 4 augustus kwam ik net terug van mijn werk. Ik dacht: wat ís dit? Het leek alsof er een atoombom ontplofte. Mensen liepen bebloed op straat, overal heerste chaos.’

Eenmaal thuis nam Nazarian een besluit: eerst het huis globaal schoonmaken, dan direct door naar het werk. ‘Ik heb 2 maanden zonder ramen en deuren geleefd, maar dat vind ik niet zo belangrijk. Het werk voor anderen helpt niet alleen hen, maar ook mij. Het maakt me onverzettelijk.’

Walvis 
Het is niet alleen materiële verwoesting die in Beiroet schreeuwt om hulp. Wat doe je als je dochter geen moment meer zonder haar moeder durft te zijn? Als ze in paniek raakt wanneer ze zelfs maar een klein zuchtje wind voelt? 

Ook dat soort vragen willen de 6 organisaties van het Christelijk Noodhulpcluster (zie ‘Nederlandse christenen helpen in Beiroet’) in Libanon adresseren. Onder leiding van Dorcas verlenen de 6 onder meer psychologische eerste hulp. Want praten helpt, weten ze bij Dorcas. En je kunt er niet vroeg genoeg mee beginnen.

In een van de panden waar de organisatie werkt, druppelen kinderen binnen voor een therapeutische sessie. Als de 12 kinderen – zo tussen de 6 en de 10 jaar oud – zitten, steekt coach Anthony Germanos van wal. Zijn vragen zijn heel basaal. Wat is je lievelingskleur? En je lievelingsdier? De antwoorden zijn veelal groen en een kat, maar er komt ook zwart langs en een walvis.

Dan steekt Germanos een spade dieper. ‘Wie weet nog wat er op 4 augustus gebeurde?’ Een klein jongetje steekt zijn hand op. Al-infizjaar, zegt hij. ‘De explosie.’ Ze weten het allemaal nog. ‘Er was eerst rook, en toen een heel grote ontploffing.’

Wie heeft er schade aan het huis sinds de ontploffing? Alle vingers gaan omhoog. En was je bang toen het gebeurde? Opnieuw alle vingers. ‘De ramen gingen kapot en zelfs het hout’, zegt een meisje.

Dit soort sessies is helend, merkt Zainab Kanso, een andere coach die voor Dorcas met kinderen werkt. ‘Je ziet het aan hun reacties. Als ze eenmaal vertellen, zie je dat het ze oplucht. Vrijwel alle kinderen komen terug voor een volgende sessie; niemand slaat een les over.’

Toverwoord 
Het toverwoord bij de hulpverlening van het Christelijk Noodhulpcluster is: korte lijntjes. Vergeleken met grote internationale hulporganisaties kunnen de teams van Dorcas, met lokale medewerkers en partners, vrijwel direct aan de slag. Hetzelfde geldt voor de relatief kleinschalige hulpverlening van Stichting Ismaël, die via lokale kerken en christelijke organisaties werkt. 

Een van die organisaties is 500+, een christelijke uitgeverij die is opgericht door de van oorsprong Jordaanse Danny Burmawi. Hij weet hoe de hazen lopen in Beiroet en startte direct na de ontploffing een hulpverleningsproject. ‘Intussen zijn er al meer dan 600 huizen door ons opgeknapt’, zegt Burmawi terwijl hij op weg is naar een gezin dat van de hulp heeft geprofiteerd.

Buitenlandse financiële ondersteuning, zoals van Stichting Ismaël, is daarvoor onmisbaar. Dat geldt zeker nu: donaties brengen door de ontwaarding van de Libanese munt veel meer op. ‘Voor de hulpverlening is de financiële crisis nog niet zo verkeerd’, lacht Danny Burmawi. ‘Met iedere buitenlandse dollar kan nu 5 keer zo veel gedaan worden.’

Een van zijn hulpteams is een woonhuis aan het restaureren. De meubels van de bewoners zijn afgedekt met plastic. Moeder en dochter lopen heen en weer. De emoties zitten hoog. Burmawi kalmeert ze, in rap Libanees Arabisch. Als beiden rustig zijn, spreekt hij met hen een gebed uit. En verder weer, naar de volgende. Want Beiroet bloedt ook maanden na de klap nog uit vele wonden.

Nederlandse christenen helpen in Beiroet 
Direct na de ontploffing in Beiroet kwamen er diverse inzamelacties voor de stad op gang. Mede doordat er in het getroffen gebied veel christenen wonen, werd er vanuit christelijke hoek ruimhartig bijgedragen. De 6 organisaties van het Christelijk Noodhulpcluster (Dorcas, EO Metterdaad, Red een Kind, Tear, Woord en Daad en ZOA) sloegen de handen ineen en begonnen met het verlenen van noodhulp. Dat gebeurt onder leiding van Dorcas/Tabitha, dat al jaren in Libanon werkt en er een eigen kantoor heeft met een lokaal team. Vanuit Nederland werden daar 2 mensen aan toegevoegd: Bart Dorsman namens Dorcas en Willem van Burgsteden namens ZOA. Verder werkt het cluster samen met Merath, een lokale partnerorganisatie van Tear.

Het noodhulpcluster haalde ruim 1,5 miljoen euro op voor Beiroet. Daarvan is pakweg 300.000 euro besteed aan directe noodhulp. De rest komt ten goede aan een gezamenlijk project dat op 1 oktober van start ging en nog tot oktober 2021 doorloopt. Dit project is gericht op herstel en wederopbouw voor de lange termijn. Een deel van dat werk wordt uitgevoerd door Merath.

Behalve het Christelijk Noodhulpcluster zijn ook andere Nederlandse christelijke organisaties in Libanon actief, waaronder Stichting Ismaël. Deze stichting richt zich vooral op evangelieverkondiging maar verleent ook noodhulp, waar mogelijk gekoppeld aan geestelijke zorg. 

Voor Beiroet haalde Ismaël bijna 200.000 euro op onder de reformatorische achterban, zegt secretaris Jan Vreeken. Dat geld komt voornamelijk ten goede aan hulpverlening aan gezinnen en wederopbouw van kerken. Ismaël werkt uitsluitend via lokale kerken en christelijke groeperingen in Libanon.

‘Mijn zoon droomt dat ik dood ben’ 

Jessy Reaidy: ‘Ik woon in de wijk Asrafieh en ik heb 3 kinderen. Mijn moeder woont bij ons in huis. We waren in de woonkamer van ons huis toen we onze buren hoorden schreeuwen dat er brand was in de haven. Mijn kinderen gingen naar het balkon om te kijken. Na 5 minuten wilde ik hen weer halen, want ik ken te veel nare verhalen over brand en explosies uit de tijd van de burgeroorlog. 

Op het moment dat ze weer binnenkwamen, hoorden we een gigantische ontploffing. De ramen, de deuren, alles kwam naar binnen. Het waren 2 verschrikkelijke minuten. We dachten dat het gebouw op ons neerkwam. Ik denk niet dat ik ooit in mijn leven zo bang ben geweest. Ik kon niet ademen, ik kon niet helder nadenken, ik wist gewoon niet wat er gebeurde. Mijn jongste zoon van 5 begon te schreeuwen: ‘Mam, we zijn dood!’ Ik zei: ‘Nee lieverd, we kunnen praten dus we zijn nog niet dood.’ 

Een nicht van me kwam om. We kwamen er pas 2 dagen later achter; ze was naar een ziekenhuis ver van Beiroet gebracht. Ook sommige buren zijn overleden. Verder verloren we bijna alles: meubels, bedden, kleren, laptops. 

Mijn kinderen zeggen nog elke dag dat ze weg willen uit Libanon. Mijn zoon is nog steeds getraumatiseerd. Zo durft hij niet meer te gaan slapen. En als hij slaapt, wordt hij vaak wakker omdat hij droomt dat ik dood ben. We krijgen nu psychologische hulp van Dorcas. Dat lijkt te helpen. Hij wil in elk geval terug om weer te praten. Ook worden we geholpen met praktische dingen, zoals voedsel. Dat biedt veel steun en troost. Iedereen telt het aantal doden en gewonden, maar ik probeer liever het aantal zegeningen te tellen. Die zijn er nog volop.’

‘De muur kwam op mijn man terecht’ 

Bernadette Daou: ‘We wonen tamelijk hoog, in een appartement boven in een flat. Vanuit ons raam kijk je direct op de haven. Kijk maar, je ziet de verwoeste silo’s daar staan. Op 4 augustus waren we thuis, er zou een klusjesman komen. Mijn man Yacoub zat op hem te wachten. Onze 2 kinderen waren in huis.

Ik stond buiten op het balkon naar de brand te kijken. Toen de ontploffing kwam, wist ik niet wat er gebeurde. Alles om ons heen vloog door de lucht. De drukgolf stond recht op onze flat. Ik werd door de kracht van de explosie naar de andere kant van de kamer gesmeten. Dat is mijn redding geweest, want daardoor werd ik nergens door bedolven. En evenmin werd ik van het balkon afgeblazen, zoals is gebeurd met mensen in de flat verderop. 12 mensen die daar op het balkon stonden, vielen door de kracht van de schokgolf naar beneden. Ze stierven allemaal.

Ik zag mijn man nergens en dacht dat hij met de klusjesman buiten was. Als eerste ben ik naar onze kinderen gegaan, die gelukkig ongedeerd waren. Ik heb ze direct mee naar beneden genomen. 

Toen ik zeker wist dat zij op een veilige plek waren, ben ik mijn man gaan zoeken. Ik dacht niet dat hij nog in het appartement was, maar dat was wel zo. Hij lag in de keuken en bewoog niet. Puin van een binnenmuur was bovenop hem terechtgekomen. Hij had onder meer een grote hoofdwond. 

Het was moeilijk om hem te vervoeren in de chaos na de explosie. Toen dat uiteindelijk gelukt was, konden ze in het ziekenhuis weinig voor hem doen. Hij had te veel interne bloedingen. De volgende dag is hij aan zijn verwondingen overleden.’

12 november 2020

Vond je dit interessant om te lezen?

Meld je dan aan voor onze maandelijkse nieuwsbrief en het magazine Hartslag.